Rotterdam

XIII

Anna draaide, woelde, piekerde, duizelde. Ze gleed uit bed, op de tast verzamelde ze haar spulletjes en kleedde zich aan. Hier bij Willemijn kon ze niet langer blijven, hier in die verdomde plaats waar ze aan de bedelstaf was geraakt, hier waar haar kind was gestorven. Ze schuifelde naar beneden. Een streep baanlicht viel in blokken over vloer, eettafel en stoel. Aan die stoel hing Willemijns schoudertas. De voering in de tas plakte warm als het inwendige van een geslacht konijn toen ze haar hand erin stak. Ze vermande zich en voelde verder en diepte Willemijns beurs op. Ze haalde er een paar muntstukken uit, hopelijk zou Willemijn die niet missen. Het geld dat ze Willemijn nog schuldig was voor kost en inwoning hield ze in eigen zak. En opnieuw sloop ze weg. Ze vluchtte naar Rotterdam. Een grote plaats als Rotterdam kon haar anonimiteit geven.

Ze huurde een kamer bij Hendrien, een vettige vrouw van gevorderde leeftijd die nog vol jeugdpuistjes zat. Hendrien teerde op morsige  kamerverhuur en een benepen huiskamer-cafeetje op de benedenverdieping van haar pand, trefplaats voor dieven en messentrekkers. Wie haar kostgangers waren, interesseerde haar niet, zolang ze de huur maar vooruit betaalden.
    Anna sloot vriendschap met Leentje, een korte, gedrongen jonge vrouw, de enige andere vrouwelijke gast. Ongeveer net zo oud als Anna, maar al gepokt en gemazeld in het dievenvak. De mannen in het café hadden geen andere ambities dan hun onrust te smoren. ’s Avonds loerden ze op een kans hun lust te dempen, maar niemand viel Leentje lastig, want ze bepaalde zelf wie ze in bed wilde hebben. 's Nachts kreunde en gromde het gehorige huis, de mannen die wakker lagen wisten dat het de echo’s van Leentje waren. Om uit handen van de wetsdienaars te blijven, zwierf Leentje van stad naar stad. Nooit bleef ze langer dan een paar nachten op één adres. In de grote steden kende ze alle adresjes om gestolen spullen te verkopen. In de Lange Lijnstraat, bij haar naamgenote Leentje, bij Kees van Gent in Leiden, in De Duivelshoek, of bij de uitdrager in de kelder bij de Noordermarkt.
    Anna raakte verstrikt in deze schimmige schaduwwereld van zwervende dieven en gewezen soldaten, voor wie de enige zorg overleven was. De dreiging van geseling, brandmerken en marteldood maakte hen onverschillig voor de fatsoensregels van boer en burgerman.
    Na een paar maanden vond Anna net zo goed de weg in de verborgen onderwereld als Leentje, maar voor stelen was ze niet in de wieg gelegd. Ze droomde van een onbestemd, zonovergoten oord, zonder angst en honger. Ze miste de boerenzwaluwen van de paardenhoeve, die kwetterend terugkeerden naar hun nest van het vorige seizoen. Hoog in de lucht toonden ze hun kwetsbare witte buik. De paardenboer beweerde dat ze 's winters in warme landen verbleven, heel ver weg in Afrika, maar Anna wist wel beter. Ze groeven zich net als padden met zijn tweetjes in de modder in. De nacht voor een diefstal lag ze met  wijde angstogen verkrampt in bed. Ze probeerde zich op de diefstal te concentreren en prevelde geluidloos dat het altijd goed was gegaan. Met strakke nekspieren, zeurende hoofdpijn en brandende ogen rolde ze 's morgens van haar bed. Fatsoenlijk werk vinden was nu helemaal onmogelijk geworden, omdat ze niet meer in de kringen verkeerde die haar daar aan konden helpen.
    De ruige mannen uit het café loerden ook op de gunsten van Anna. Leentje was een wild dier dat je de strot afbeet als ze in het nauw werd gedreven, maar als haar onderbuik kriebelde, gaf ze zich ogenblikkelijk aan het sterkste mannetjesdier over. Anna was in zichzelf gekeerd. In haar jeugd hadden de rake klappen van oom Pieter haar het verschil tussen goed en kwaad heel duidelijk gemaakt en onbewust paste de moraal van de brave mensen haar beter dan het recht van de sterkste. Toch hield ze van haar nieuwe vrienden, deze paria's, omdat ze haar zonder vragen in hun midden hadden opgenomen. Maar bij welke groep hoorde ze nu nog?
    Anna gaf geen aanleiding. Jan de Soldaat — hoe hij echt heette wist ze niet — was het voortvarendst. In het gewone leven kansloos als zij zelf, genoot hij in de onderwereld aanzien als onverschrokken vechter. Op zijn Indiëreizen had hij veel sterke, gezonde mannen zien sterven, hij had een maand lang onderdeks vastgezeten, met kromme rug in de ijzers geslagen, had alles overleefd en was nergens bang meer voor. Iedereen kende zijn reputatie. Toch meed niemand hem, want hij zocht  nooit zelf de problemen op. Zijn soldatenleven was hij zonder littekens doorgekomen, maar een onbenullige kroegruzie had hem twee gebroken voortanden opgeleverd. De andere mannen vertoefden graag in zijn gezelschap, omdat hij kon drinken als de beste en om zijn gulle lach waarmee hij zijn halve voortanden toonde.

Jan de Soldaat schoof bij Anna aan en tikte als teken van vriendschap zijn glas jenever tegen het hare.
'Dag.'
'Dag,' zei ook Anna.
'Vind je het goed dat ik even bij je kom zitten.'
'Tuurlijk! Leuk om eens met elkaar te praten.'
Jan keek Anna strak in de ogen. Anna kende die blik.
'Hoe kom jij hier zo verzeild?' Waarschijnlijk hoorde hij aan haar tongval dat ze ergens anders vandaan kwam.
En Anna vertelde; over Best, Amsterdam en Leiden, over haar moeder, de paardenboer, Willemijn en mijnheer van Hogendorp.
'Van Hogendorp, Van Hogendorp, die naam ken ik,' mompelde Jan, 'als het tenminste dezelfde is. Ik heb in Amsterdam eens een keer een schipper gesproken die bij de naam Van Hogendorp op de grond spoog.'
'Waarom dan?'
 'Weet ik niet precies. Hij is stinkend rijk, dat weet ik wel. Speculanten weten precies of een schip aan vervanging toe is. Ze toeteren valse informatie rond over de fabelachtige rijkdom die er met een tocht valt te verdienen, maar zo’n  verrot schip is nog niet onderweg of ze verkopen snel hun effecten voor het vijf- of tienvoudige. Schepen en de bemanning kunnen Van Hogendorp niks schelen, als hij zijn bloedgeld maar verdient, zoveel heb ik er wel van begrepen.'
Gedurende de avond verwarmde de jenever Anna's bloed. Jan gluurde naar haar borsten. Alle andere mannen zetten Anna uit hun hoofd.  


Meer weten over beeldend schrijven: zie Beelden, details, puzzelen met woorden, en nog meer