XV

De beul stond gereed om Anna op de markt in het openbaar te geselen. Het volk stroomde toe om zich te verlustigen en te zien hoe die dievegge haar verdiende loon kreeg. De mensen waren zonder gezichten. Ze klitten als een zoemende zwerm vechtbijen bij elkaar. Op haar alleen hadden ze het voorzien, op niemand anders. Anna was verlamd van angst, ze kon nauwelijks staan. De beul bond haar vast aan de staak. Pas toen drong het tot haar door dat híj degene was voor wie ze bang moest zijn.
De eerste slagen op haar blote rug waren erger dan in haar bangste nachtmerrie. Haar huid scheurde, haken trokken door haar vlees, vuur brandde over haar rug. Ze schreeuwde het uit. Het volk keek ademloos toe. Ze krijste om genade. Tevergeefs, want voor de beul was geselen net zo gewoon als een pul bier drinken. Onverstoorbaar maakte hij de klus af waarvoor hij was ingehuurd. Anna’s benen zakten onder haar weg, ze wilde niet geboren zijn, maar moest tot het einde de vernietigende slagen verdragen. Ze was nu definitief een paria.

Drie dagen later gooiden ze Anna op straat. Ze strompelde naar Hendrien, waar haar lotgenoten zich over haar ontfermden. Woordeloos — omdat er verschrikkingen zijn waarover je niet spreekt — haalden ze haar met onvermoede tederheid aan. Dat zijn zoontje dood was geboren, vond Jan de Soldaat niet zo erg als de geseling van Anna. Al het geld dat hij van zijn dievenloon missen kon, stopte hij haar toe, zodat ze een beetje tijd kreeg om te herstellen. Haar kapotgeslagen rug heelde langzaam, maar de rafelig dichtgegroeide wonden bleven steken. Anna krabbelde onwillig op, er was geen andere keus. Na verloop van tijd kon ze weer op eigen benen staan. Maar een geslagene bleef ze.

Ze spiedde schichtig om zich heen. Ze vreesde een aanval van de denkbeeldige menigte die haar op de markt naar het leven had gestaan. Toch nam ze de mensen niets kwalijk. Ze moesten nu eenmaal hun bezittingen beschermen. Hoorde ze maar bij hen…dan had ze in plaats van op het schavot in die massa op de markt gestaan… De vijandigheid van burgers en boerenlui dreef haar nog steviger in de armen van Jan de Soldaat. Maar Jan was altijd op de vlucht. Ook Anna pakte haar zwerversleven weer op en trok als vanouds van stad tot stad. De smeulende littekens op haar rug waarschuwden haar het niet te doen, maar een maand na haar geseling, pleegde ze misselijk van angst opnieuw een inbraak.


Meer weten over aanwijzingen voor de afloop in een tekst? Zie: Sleutels en aanwijzingen