Op de achterflap van de bundel Fantastische nacht en andere verhalen van Stefan Zweig (Van Oorschot, 2019) lezen we:

Geheel in de geest van zijn tijd spitste zijn belangstelling zich toe op de psyche van de mensen, en dan vooral op de meer aberratieve aspecten daarvan. In bijna elk verhaal beschrijft hij een obsessie: eerzucht, jaloezie, een verslaving —aan gokken, aan verzamelen, aan schaken, aan een persoon. Hij houdt van zijn gekwelde personages en zorgt ervoor dat je met hen meeleeft. 

Die belangstelling van Zweig voor de psyche van de mens is niet zo verwonderlijk. Hij was, ondanks een groot leeftijdsverschil, vriend van Sigmund Freud en een groot bewonderaar van zijn werk. Zweig schreef zelfs een biografie over Freud. Hoewel velen tegenwoordig aan de psychoanalyse niet de grote wetenschappelijke waarde toekennen zoals Freud en Zweig dat deden, kan het psychoanalytisch denkkader ongetwijfeld van pas kan komen bij het beschrijven van literaire personages. (Ik heb me er overigens zelf nooit toe kunnen zetten de psychoanalyse te bestuderen om die aanname te toetsen.)

Vestdijk was een psychologische schrijver. Zijn gedachten waren vaak rijk, maar zijn zinnen moet je nogal eens nalezen. Waarschijnlijk was hij daarom voor veel mensen onverteerbaar. Een voorbeeld uit Kind tussen vier vrouwen, over jeugdliefde Annie die de hoofdpersoon graag eens een klein eindje naar huis had willen begeleiden — een nooit verwezenlijkte hoop:

Zo beschikte hij over gif en tegengif met een: verdriet en vreugde waren niet door het moment der teleurstelling gescheiden; en meer nog: de weemoed, die voortvloeide uit de verbintenis van beide, schonk nog een ander, hoger genot, machtiger, bestendiger vooral, dan welke inwilliging ook, die hij van Annie had kunnen verkrijgen...

Dat gif en tegengif tegelijk is een wijsje dat gespeeld werd tijdens de danslessen waar ook Annie altijd acte de présence gaf. Dat wijsje ademde menselijkheid en warmte, en weemoed. Dát was Annie, daar leefde zij in. Het wijsje vergezelde hem op straat en hij kon er de weemoed van de niet beantwoorde liefde mee oproepen en het liedje liet hem de steeds terugkerende teleurstellingen dragen.

Als dit geen diepte-psychologie is! Volgens mij alleen te verteren voor mensen met een ongeneeslijke fascinatie voor jeugdliefdes.

Bij Zweig vind ik de psychologie mooi, maar veel andere literatuur is me te zielenknijperig. De verhaallijn lijdt er vaak onder. En soms denk ik zoals L.P. Boon in Menuet optekent: 'Ge moogt daar niet zo diep op ingaan, zeg ik haar - want dat is de waarheid, wie al te diep op de dingen ingaat moet verloren lopen, dat kan niet anders.'