Van Gogh wilde het schilderen bevrijden van de boeien van de waarschijnlijkheid en vond dat zoiets als overdreven kunst niet bestaat. In de literatuur is dat niet anders. Zij leeft bij de gratie van overdrijving. Een precies naar de werkelijkheid getekend personage is oersaai. We zitten niet te wachten op een nauwkeurige beschrijving van iemands ontwaken, hoe hij zich wast, zijn ontbijt nuttigt en zijn eerste kopje koffie van de dag gebruikt. Niet voor niets is menig romanpersonage een manisch, monomaan figuur is. Door uitvergroting komt hij tot leven. Het rare effect dat daarbij kan ontstaan, is dat iets dat overduidelijk niet reëel is een ontroering of spanning teweeg kan brengen alsof het echt is. Alsof de Uruk-hais en de Zwarte Ruiters uit In de ban van de ring zomaar bij je huis kunnen opduiken. Waar zit dat dan in, dat je zo meegesleept wordt? In ieder geval niet in wie het meest levensecht naar de werkelijkheid tekent. Een voorbeeld uit de stripwereld kan dit misschien verduidelijken.

Edgar Jacobs was tekenaar in de studio van Hergé, de schepper van Kuifje, levenslang al mijn lievelingsstrip. Toen Hergé hem niet voldoende mee wilden laten delen in het succes van Kuifje begon Jacobs voor zichzelf. Zo kregen we er een nieuwe, mooie stripreeks bij: Blake & Mortimer. Ik kocht ze vanwege hun visionaire kracht en de science fiction die als serieuze wetenschap aanvoelt. Het gele teken werd zelfs een klassieker.
Met de dood van Hergé kwam ook de Kuifje-reeks aan zijn eind. Kuifje leefde alleen nog maar voort in bestaande albums en in een vakkundig uitgebuit commercieel imperium, maar nieuwe verhalen verschenen er niet meer. Bij Blake & Mortimer ging dat heel anders. Na Jacobs dood bleven nieuwe delen verschijnen. Verschillende tekenaars hebben ondertussen een nieuw album verzorgd. Deel 19 van de reeks, De vloek van de dertig zilverlingen, vond ik  minder goed getekend. Als Mortimer uit een raam springt om achter een inbreker aan te gaan, kijk en lees ik niet zoals normaal  snel verder voor het vervolg. Wat een waardeloos plaatje denk ik alleen maar. Als een uit het raam gegooide cactus, met toevallige uitsteeksels die ergens wel aan armen doen denken, daalt hij dor en levenloos neer. Geen vaart, geen dynamiek. Het haalt me uit het verhaal. Wat Mortimer daar doet, lijkt helemaal niet op springen. Een vallende plank zou er net zo lenig uitzien. Toch raar, dacht ik, dat het feit dat Mortimers springen geen echt springen lijkt me zo stoort. Want Mortimer zelf lijkt natuurlijk ook helemaal niet op een echt mens. Toch kun je een niet-echt-mens wel echt heel spannend laten springen. Hergé kon professor Zonnebloem heel geloofwaardig door een inslaande vuurbal door de lucht laten slingeren. De kleren van zijn verschrikte collega, die eerder door de vuurbal is geraakt, hangen er aan stukken gereten bij. Niet echt een realistische weergave, maar toch, je verslindt het plaatje en wilt direct verder lezen. De dynamiek zit 'm in de rondsuizende vuurbal aan de top van een vurige baan als van een wervelwind, in de aan flarden gescheurde kleren, de verschrikte gezichten, een wegstuivende, snelheidsstreepjes achter zich latende Bobbie (Kuifjes hond) en de zweetdruppels, die bij iedereen rond het hoofd wegspatten.

In plaats van die zweetdruppels, snelheidsstreepjes en zo verder zal de schrijver zijn eigen ingrediënten moeten inzetten.