Als voormalig programmeur weet ik dat punten en komma’s essentieel kunnen zijn. De goede werking van je programma kan er vanaf hangen. Eén van mijn eerste programma's deed niet wat ik ervan verwachtte, dat wil zeggen: het zette uitkomsten van ingewikkelde berekeningen op papier die niet klopten. Aan de hand van testgegevens had ik van te voren de juiste uitkomst berekend. Zou de computer een ander resultaat geven, dan was - aangenomen dat ik zelf mijn  rekenwerk goed had gedaan - het programma fout. Een goed antwoord betekent vooralsnog niet meer dan dat het programma met dit specifieke voorbeeld goed werkt, maar je bent dan waarschijnlijk wel op de goede weg. Mijn programma gaf de verkeerde uitkomst. Regel voor regel bekeek ik de coding. Niets vreemds op te merken. Dan maar stap 2: een simulatie van het computerprogramma. Een programma zet het resultaat van iedere afzonderlijke bewerking in een geheugenveld. In een volgende stap kan het programma dat gewijzigde veld weer gebruiken. Simuleren gaat als volgt: net zoals het programma het resultaat van iedere regel coding wegschrijft in een geheugenveld, schreef ik zelf de resultaten van alle tussenstappen op. Iedere regel liep ik zo na. En jawel hoor, de logica van mijn programma zat prima in elkaar, want uit mijn simulatie kwam precies het voorspelde testresultaat. Eén probleem bleef: in het echt - als ik het programma uitvoerde - gaf het programma steeds het foute resultaat.
Met programmeren is het net als met schrijven, soms blijft een probleem net zo lang in je hoofd rondzeuren totdat je de goede oplossing hebt gevonden. Dus in mijn vrije tijd, in het weekend samen met een vriend, een zeer ervaren programmeur, nog een keer de simulatie uitgevoerd. Net als ik kwam hij tot de conclusie: een prima programma. 'Ja, alleen hij doet ’t niet!' riep ik. Ik zag geen andere mogelijkheid dan het programma na het weekend dan maar tandenknarsend aan mijn begeleider Peter voor te leggen.

Maandagmorgen zat ik te wachten tot Peter kwam. Hij trok zijn jas uit en haalde een bakje koffie. Peter was een bezadigde man, met een beginnend buikje en een hoornen bril, een uitgeraasde student, geduldig en onverstoorbaar. Nooit gaf hij je de indruk een probleem niet op te kunnen lossen. Ik vouwde de vellen met coding voor hem uit. Hij boog zich over de tafel, tuurde een moment ingespannen en richtte zich weer op. Hij pakte zijn potlood en wees. 'Hoort die punt daar te staan?'           

De kwestie was: nee die punt hoorde daar niet te staan. Mijn aandacht was telkens naar de logica van het programma uitgegaan, die punt zag ik over het hoofd. De kwestie was ongeveer zo: Wat gebeurt er als je de lotto wint? Je krijgt een auto, je krijgt honderdduizend euro, betekent - zeker voor een computerprogramma - iets heel anders dan: Als je de lotto wint: je krijgt een auto. Je krijgt honderdduizend euro. In het tweede geval levert lottowinst alleen een auto op. De geldprijs krijg je sowieso, ook als je de lotto niet wint. Die honderdduizend euro is niet meer afhankelijk van het als van de lotto winnen. Het is een op zichzelf staande zin: Je krijgt altijd honderdduizend euro. Punt uit!

In een tekst zou je net zo precies met punten en komma’s moeten omgaan als in een computerprogramma. Een verkeerd geplaatst kommaatje kan een zin zelfs ongrammaticaal maken. Uit Nederlandse grammatica van Van den Toorn haal ik het volgende voorbeeld:

De walvis, die een zoogdier is, leeft in de noordelijke zeeën. Deze zin is goed. De uitbreidende bijzin 'die een zoogdier is' geeft extra informatie die men ook weg had kunnen laten. In de zin: De walvis die een zoogdier is, leeft in de noordelijke zeeën' (dus zonder komma na walvis) is 'die een zoogdier is'  een beperkende bijzin. Die beperking of anders gezegd nadere bepaling van de walvis suggereert dat er ook nog walvissen bestaan die geen zoogdier zijn. En dat klopt niet. Daarom is de zin De walvis die een zoogdier is, leeft in de noordelijke zeeën. geen correcte zin.

In een oude cursus Grondslagen voor creatief schrijven vond ik het volgende aardigheidje.

De boeren in Kennemerland
hebben tien vingers aan elke hand
vijf en twintig aan handen en voeten.
Raad eens hoe wij dit lezen moeten