Het beheersen van grammatica, spelling en interpunctie kun je zien als een basisvaardigheid die je moet beheersen voordat je je aan een verhaal waagt. Toch een paar woorden over die grammatica: binnen de grammatica neemt de syntaxis een centrale plaats in. Een syntaxis is het geheel van regels voor de ordening van woorden tot zinnen. Daar kan ik wel wat mee, want met schrijven doe je niet anders, nadenken over zinsstructuren en de plaats van woorden.

Op de omslag van het verzameld werk van Nescio prijst Remco Campert diens werk aan. Hij schrijft: 'Nescio is de grote schrijver van een klein oeuvre. Het is de wonderlijke kracht van zijn schrijven, dat wat we van hem kennen toch niet de indruk maakt van een klein oeuvre, maar eerder die van wat er van het werk van een groot schrijver zou overblijven als de tijd zijn selecterende plicht gedaan heeft.' Met dit korte stukje tekst bewijst Campert Nescio de eer die hij verdient en zet en passant ook zijn eigen schrijverschap in het licht, want wie zo kan schrijven is een meester. Nescio schreef geen woord teveel zegt Campert eigenlijk, maar de manier waaróp hij dat zegt, is prachtig. Campert schrijft niet 'Nescio is een groot schrijver van een klein oeuvre', maar hij zegt:  ‘Nescio is de grote schrijver van een klein oeuvre.’ Niet alleen klinkt dat mooier, maar vooral richt hij door dat ene bepaalde in plaats van onbepaalde woordje per declamatie een standbeeld voor Nescio op. Zoals Campert het beschrijft, ís het. Punt. Het begin van de volgende zin roept een soortgelijk effect op. Campert zegt niet: zijn schrijven bevat een wonderlijke kracht, of zoiets, maar 'Het is de wonderlijke kracht van zijn schrijven', waarmee die wonderlijke kracht in het middelpunt komt te staan, het is onontkoombaar het wezenskenmerk van Nescio's schrijven.
'Het is de wonderlijke kracht van zijn schrijven, dat wat we van hem kennen toch niet de indruk maakt van een klein oeuvre', is ook daarom mooi, omdat hij dat kleine oeuvre uit de eerste zin herhaalt, maar nu van dat kleine juist iets groots maakt door de prachtige grammaticale voortzetting, 'maar eerder die van wat er van het werk van een groot schrijver zou overblijven als de tijd zijn selecterende plicht gedaan heeft.' Als je deze voortzetting hardop leest, dan hoor je dat die lekker loopt, terwijl je bij bestudering toch even moet nadenken waarop 'eerder die' terugslaat.

Ik begon dit stukje heel stoer met te zeggen dat ik grammatica en spelling basisvaardigheden vind. Dat is ook wel zo voor de huis-tuin-en-keukengevallen, maar soms kan het toch knap ingewikkeld zijn. Moet je eigenlijk wel 'huis-tuin-en-keukengevallen' schrijven, of is het ' huis-tuin-en-keuken gevallen', of 'huis-tuin-en-keuken-gevallen?

In Montyn, een roman van Dirk Ayelt Kooiman, over een Nederlandse jongeman die zich in 1944 vrijwillig bij de Duitse marine meldde, las ik: 'Zowel Kees als mijn vader bukt om het op te rapen.' Ik vroeg me af of hier niet bukken moest staan. Als je naar de betekenis van de zin kijkt, zou je toch meervoud verwachten, want Kees en zijn vader, dat zijn er toch twee? Op een andere plaats gebruikt Kooiman bij een gelijksoortige constructie juist wel de meervoudsvorm. 'Van der Woude, de metselaar, en Knier, een van de aannemers, waren al jaren lid van de NSB.' In dit soort netelige gevallen helpt een schrijfwijzer je meestal wel verder. De door mij geraadpleegde zegt over 'Zowel de burgemeester als de wethouder was aanwezig': 'Laten we het er maar op houden dat zowel was als waren hier goed is/zijn.'
Overigens: uitstekend boek, die Montyn.   

Mijn eerste ingeving bij het lezen van de zin 'Wat is het essentiële verschil tussen haar en mij, die toch voor een groot deel door dezelfde kenmerken bepaald word?' (uit de roman Sleuteloog) was dat 'word' met dt geschreven had moeten worden, ook al kon ik me dat tegelijkertijd moeilijk voorstellen, want de zin is afkomstig van taalcoryfee Hella Haasse. 'Die' slaat terug op 'mij'; een rare zinsconstructie, want als je 'm parafraseert dan is bedoeld 'ík, die  (...) bepaald word', maar die parafrase kun je niet zomaar in de oorspronkelijke zin invoegen. Je kunt niet zeggen: 'het verschil tussen haar en ik, die (...)'. Mijn eerste ingeving dat 'word' met 'dt' geschreven moet worden, komt omdat ik 'die' blijkbaar als derde persoon met ingesloten antecedent (degene die) ervaar.

Maar hoe zit dat eigenlijk? Zeg je 'Ik, die zo snel mogelijk naar huis fiets' of 'Ik, die zo snel mogelijk naar huis fietst'? Ons taalgevoel zegt hier dat optie 1 de goede is, en grammaticaal klopt dat ook, want de regel is dat de persoonsvorm dient te congrueren met de antecedent en niet met het betrekkelijk voornaamwoord. Dat zou betekenen dat het betrekkelijk voornaamwoord (die) grammaticaal de functie aanneemt van het woord waarop het terugslaat. Omdat dat 'ik' is (eerste persoon enkelvoud dus) is daarom 'ik, die fiets' goed.
Terug naar 'mij, die toch voor een groot deel door dezelfde kenmerken bepaald word.' 'Die' slaat terug op 'mij', maar 'mij' is geen eerste persoon enkelvoud dat als onderwerp voor kan komen, maar een zogenaamde voorwerpsvorm. De grammaticale functie onderwerp kan 'die' dus niet van 'mij' overnemen. Maar we weten met z'n allen natuurlijk wel dat die 'mij' in het laatste deel van de zin eigenlijk 'ik' is. Ik ga er dus gemakshalve maar even vanuit dat Hella Haasse gelijk heeft met haar constructie, maar fraai is de constructie die zij gekozen heeft zeker niet altijd. Op het internet vond ik een artikel in Onze Taal van 1994, van J. Schipper. Hij heeft een kleine enquête gedaan naar zinnen waarin de antecedent de voorwerpsvorm heeft.

Dat vertellen ze mij, die hier veertig jaar gewerkt heb.

Dat vertellen ze mij, die hier veertig jaar gewerkt heeft.

Slechts 4 respondenten vonden de eerste zin het beste, 69 de tweede. Mijn eerste ingeving dat er ‘iets niet klopte’ aan de zin van Hella Haasse was zo gek nog niet.  

Tot slot nog een grammaticale hersenkraker die A.L. Snijders ons in Vijf bijlen voorschotelt:

‘Voltaire is in zijn strijd tegen de Roomse kerk verschillende keren in levensgevaar geweest. Bijvoorbeeld toen hij het opnam voor de protestanten, die hij verachtte (uitbreidende bijvoeglijke bijzin, die ik in dit geval met kracht van argumenten prefereer boven de beperkende).’