XXXIV

Dinsdag 19 juli

De dag van de terechtstelling.

'Goedemorgen heren.' Anna's gezicht glanst. Van 't Hof en Goedhart kunnen hun blik niet van Anna afhouden; glimt haar gezicht zo van verwachting?  Goedhart pakt haar handen, maar de beide mannen weten dat zij geen reddingsboei meer voor haar kunnen zijn, ze komen afscheid nemen. Ze bijten op hun lippen. Anna bedankt hen, ze verzekert de predikers dat haar dood het begin van het eeuwige leven zal zijn. Terwijl ze daar woordeloos staan, schuifelt de cipier binnen. Eerbiedig houdt hij afstand, dan neemt hij Anna van Goedhart over, ze moet haar vonnis ondergaan.  

De cipier voert haar eerst naar de burgemeesterskamer. Normaalgesproken worden hiervandaan de gevangenen één voor één naar de Schepenenkamer  gebracht. Vandaag is Anna de enige gevangene die gestraft zal worden en wordt direct verder geleid. Daar wacht de ontzagwekkende Reepmaker haar op. Nogmaals spreekt hij zijn eis tegen haar uit. Zijn diepe, harde stem vult de ruimte. Kalm hoort Anna haar doodsvonnis aan. De baljuw met de roede van vrouwe Justitia in de hand, de Schepenen en de Mannen komen in beweging, een statige stoet op weg naar de vierschaar. Anna volgt. Plots herinnert ze zich haar bezoek aan Van Hogendorp in Amsterdam. Zoals ze toen in die glanzende hal zichzelf weerkaatst zag in manshoge spiegels, zo ziet ze zichzelf nu weer. Van buitenaf. Alleen zonder schroom nu. Het beeld van de bediende die haar in de wit gestuukte gang met kruisgewelven naar Van Hogendorp leidt, vermengt zich met haar laatste tocht naar de executieplaats. Ze zweeft op blank licht. Als Van Hogendorps gelijke.

De secretaris leest nog een keer de tenlastelegging voor. Iedereen zal weten dat bij zulke daden de gesel van de gerechtigheid op een misdadiger zal neerdalen. De baljuw richt zich nu direct tot Anna Katharina. Hij zit op zijn troon en declameert, voor iedereen luid en duidelijk hoorbaar, haar dood door het koord. Haar lijk zal aan de galg buiten de stad tentoongespreid worden. De proceskosten van 6 gulden moet ze ook betalen. Hij trekt zich volgens protocol terug in de rekenkamer, terwijl Anna naar de burgemeesterskamer wordt gevoerd. In de Schepenenkamer bevestigen de Schepenen nogmaals Anna’s veroordeling. Ze verzoeken Reepmaker vanuit de naastgelegen rekenkamer binnen te komen. Ze stellen hem op de hoogte van hun bevestiging.  Opnieuw moet Anna nu de gang naar de vierschaar maken, waar het publiek ongeduldig wacht. Daar krijgt ze nógmaals haar doodsvonnis te horen. Onontkoombaar nu. Definitief. Twee gerechtsdienaars brengen haar naar de Schepenenkamer. Van ’t Hof en Goedhart wachten haar op om nog een laatste keer te bidden. Goedhart beeft over zijn hele lichaam. Een mengeling van trots vanwege Anna’s geslaagde bekering en verdriet om haar aanstaande dood worden hem te machtig. Hij is te geëmotioneerd om Anna tot het einde toe bij te kunnen staan, het grijpt hem te veel aan. Zij wordt naar de executieplaats gebracht. Van 't Hof blijft wel aan haar zijde. In het zicht van het schavot knielen ze en bidden. Als ze overeind komt bestudeert ze met verwonderlijke kalmte de gerechtsplaats en knikt de rechters beleefd toe. Het volk boezemt haar geen angst meer in. Beheerst bestijgt ze de trap naar het schavot en klimt op de bank die tegen de worgpaal klaar staat. Tussen het publiek, verscholen achter de plompe rug van een onverschillige boer,  verschuilt zich Herman. Hij draagt een brede strohoed, zodat hij Anna niet meer in de ogen hoeft te kijken. Hij heeft zijn twijfel overwonnen en wil zijn meisje nog een keer levend zien. Zijn liefde zal hij haar toeschreeuwen, dat ze elkaar weer zullen treffen, later. Maar Herman roept niets, zijn kaken klapperen, zijn adem stokt en zijn stem staakt. Zijn geliefde wordt hem zonder afscheid ontnomen. De beul, een ervaren man, begint direct aan zijn karwei. Terwijl hij het koord al aanhaalt roept Van 't Hof met krachtige stem: 'Ga heen in vrede Katharina. De God des vredes zij eeuwig de God van je zalige blijdschap. En zing dan voor de troon het lied van het Lam: Gij hebt mij Gode gekocht door Uw bloed!' Katharina kan niet meer spreken door het verstikkende koord om haar nek. Als instemming, al in een pijnlijke, gelukzalige roes, buigt ze twee keer knikkend het hoofd. Haar adem vervluchtigt en eindelijk lost haar levenslange benauwenis op. 


Meer weten over het einde? Lees hier.