XXIII

Vrijdag 8 juli

'Ik heb niet geslapen. Het enige dat ik doe is bidden en smeken of de Heer zich over me wil ontfermen,' prevelt Anna. 'Mag dat, of is ook dát zondig?' Haar lippen beven en dikke wallen liggen onder haar ogen.
'Bid tot God direct en niet via een omweg zoals de roomsen doen. Maria, engelen of heiligen kunnen je niet helpen. Verlaat de dwalingen van de roomsen. Jezus Christus alleen is de weg!'
Ze knikt, verdoofd. Alles wil ze doen om die bevelende stem te gehoorzamen, te behagen.
'Dat God je tot een verlorene mag stellen en tot een voorwerp maken dat vatbaar is voor de vrije genade, welke is in Christus Jezus! Blijf aanhouden in het gebed dat Hij zich over je wil ontfermen en je tot bekering wil leiden.'
Juist de onbegrijpelijkheid van Goedharts woorden vergroot zijn aanzien, dit zal zij toch nooit kunnen bevatten. Alles wil ze van hem accepteren.

Na een kort gebed laat Goedhart haar weer alleen... alleen met haar demonen.

Haar hoofd draait willoos rondjes en knikt van voor naar achter. Een alles overstemmend gezoem wordt Anna langzaamaan de baas. Kleurige cirkels, en een enkele witte oplichtende daartussen, draaien voor haar ogen. Ze duizelt en rolt met de cirkels mee. Omhoog, omlaag, ondersteboven. Uitgeput rochelend op haar brits, niet vallen. Waar is ze? Geketend om zichzelf niet te doden. In het krankzinnigengesticht. Wie is ze? Wie roept er, wie roept er? Luister! Ik luister.


Wat is Frisse bloesem, opgedroogd zweet nu eigenlijk voor een soort verhaal? Zie soort verhaal