XVIII

In de collegevergadering van dinsdag 14 juni 1763 formuleerde Adriaan Reepmaker zijn eis.
'Heren, Anna Katharina Merks heeft buiten pijnen en banden van ijzer bekend.' Hij gaf de mannen even rustig de tijd om zijn gedragen woorden door te laten dringen. Over haar schuld diende geen twijfel te zijn.
'In plaats van zich op eerlijke wijze te gedragen en fatsoenlijk de kost te verdienen, heeft ze zich overgegeven aan een ongebonden en schandelijke levenswijze. Ze is blijven volharden in vagebondei en huisbraak, zelfs nadat ze in Vianen aan den lijve is gestraft. Tot tweemaal toe is zij door verschillende personen in onecht bezwangerd.’ Bij deze woorden staarde hij de eerbiedwaardige mannen indringend aan. 'Van het eerste kind beviel ze in Leiden, van het tweede kind in Vianen, gedurende haar detentie.' De mannen hoorden het hoofdschuddend aan. Hier was geen eer meer te behalen, geen verbetering te verwachten. Tegen dit soort mensen moesten ze de eigen gemeenschap beschermen.
   Reepmaker had zijn pleidooi goed voorbereid en begon al haar inbraken op te sommen, statig citerend uit de formele verslagen van de verhoren.
 'Dat zij gevangene even na Pasen jongstleden, van Amsterdam gekomen, en na zich hier een paar dagen opgehouden te hebben, op een heldere dag naar Krooswijk is gegaan en aldaar De Rotte is overgevaren, en de rechter hand afgaande, ten huize van een zekere bakker gekomen zijnde, aldaar uit een der glazen ramen een ruit met haar arm heeft gestoten, met het voornemen zo het raam te kunnen openen, en zo in huis gekomen, zij een kast gevonden heeft die zij met haar handen heeft opengerukt en daar uit heeft gestolen een blauwe gestreepte vrouwenrok, twee manteltjes, twee vrouwenhemden en daar mee naar Rotterdam is gegaan, waarvan zij, alvorens in haar slaapstede te komen, de twee manteltjes aan een zekere uitdraagster voor drie schellingen het stuk heeft verkocht en een van de hemden die zeer oud was te Amsterdam voor drie stuivers.
Dat zij gevangene omtrent dezelfde tijd nabij het dorp Charlois, gekomen zijnde bij een zekere boerenwoning, merkte dat daar niemand thuis was en met een schop met ijzeren beslag (...) '.
En zo volgde de hele rij van inbraken: dat zij gevangene omtrent dezelfde tijd...; dat zij gevangene zonder de precieze tijd te weten, van Gouda, binnendijks...; dat zij gevangene op de 19e mei jongstleden...; dat zij..., dat zij...-, totdat Reepmaker eindelijk bij zijn conclusie kwam.
'Zij heeft de rust en de vrijheid van de ingezetenen verstoord en de wetten van het land overtreden en zal, anderen ten voorbeeld, moeten worden gestraft. Ik eis dat zij op het schavot wordt gebracht om daar aan een paal door de scherprechter met het koord te worden gestraft, totdat de dood erop volgt. Haar dode lichaam zal naar het galgenveld worden gebracht en ten afschrik van anderen worden tentoongesteld. Verder leg ik haar een boete op om de kosten van justitie te dekken.'

Veel tijd hadden de Schepenen en Mannen van Schieland niet nodig. Een week later wezen ze deze mondelinge eis toe. Anna Katharina zou haar daden met een schandelijke dood moeten bekopen.
Op 5 juli besloot het college de gevangene op 16 juli onder de blauwe hemel te doen komen en dinsdag de 19e daarop volgend haar te executeren.

....


Archaïsch taalgebruik en ongewone gramaticale constructies in bovenstaand stukje. Meer lezen? Zie: grammatica