'Keuuken,' zeg ik, de eu overdreven lang rekkend. 'Keuuken.'
'Kooken,' herhaalt Ab aarzelend. Eigenlijk heet hij geen Ab, het is een afkorting om voor Nederlanders zijn naam behapbaar te maken. Zijn volledige naam ken ik niet.
'Nee, niet koken maar keuken,' en ik wijs nog een keer naar de kolom waarin ze woorden met een 'eu' moeten zetten.
'Kooken,' zegt Ab weer. Ik pak mijn schrift en schrijf zo duidelijk mogelijk als ik kan koken = eten maken op. Ab kijkt onzeker naar Hamza. 'Eten, eten,' zegt Hamza. 'Ja eten,' bevestig ik opgelucht, omdat ik nu toch het idee heb dat ze enige blijk van herkenning geven. 'Koken doe je in de keuken,' zeg  ik, maar realiseer me direct dat ik deze spitsvondigheid beter voor mezelf had kunnen houden. 'Keuken,' zeg ik nog maar eens. 'Keuken,' herhaalt Ab zowaar, in plaats van koken. Oef, van dat koken ben ik even af. 'Prima,' zeg ik, 'keuken. Schrijf maar op.' Ze schrijven het allebei goed op, onder deur. 'Prima, nu een woord met ui.'
'Tuin,' zegt Hamza.
'Goed zo.' Ik kijk vragend naar Ab; het is zijn beurt om een woord te zeggen. 'Moeilijk, moeilijk,' prevelt hij lachend. Ik trek aan de mouw van mijn vest. Waarschijnlijk kent hij het onderscheid tussen trui en vest toch niet, en zowaar: 'trui' zegt hij.
'Goed zo! Schrijf maar op.' Tui spelt hij.
'Nee, trrrui.'  Trui schrijf ik voor in mijn eigen kladblok. IJverig schrijven ze het over. Trui. Nu ben ik aan de beurt om een woord te zeggen.
'Muis,' zeg ik. Lekker concreet. Ab kijkt me lachend aan, maar door zijn lach heen zie ik de verwarring. Een muis moet te tekenen zijn, ook voor mij, al zijn mijn talenten op dit gebied beperkt. Ik teken een ovaal met een kronkel als staart eraan en een spits bekje aan de andere kant. 'Schrijf maar op,' zeg ik tevreden. En ik zeg het nog een keer voor: muis. Ze schrijven het netjes op en ook nog in de goede kolom, onder de ui. Als bij Ab de lach, die ik ondertussen op Pavloviaanse wijze aan onraad en onbegrip ben gaan koppelen, niet verdwijnt, realiseer ik me ineens dat, shit, muis een homoniem is. Een muis kennen zij natuurlijk van de computer, daar doen ze veel oefeningen op. Of ze muis als aanduiding van het kleine knaagdier kennen, is maar zeer de vraag. Ik zou natuurlijk kunnen zeggen: zet homoniem maar in de kolom van de ie-klanken, maar dit kleine, ironische grapje spreek ik natuurlijk niet uit. Muis laat ik er verder bij zitten. 'Even koffie halen,' zeg ik en wijs naar de hoek waar de koffie staat te pruttelen. Ab lacht, zonder die aarzeling nu, Hamza knikt zonder mimiek. Pffff, ik zou ze niet graag het KOFSCHIP uitleggen, dat trouwens al niet meer dekkend is voor de problematiek van d's en t's, omdat je tegenwoordig ook met Engelse woorden als gefaxt en gepland te maken hebt. 
Na de koffie beginnen we vol goede moed aan het volgende hoofdstuk: Vervoer. 'Lees eerst de tekst maar even door,' zeg ik. In het verkeer moeten we ons aan regels houden, leert die inleidende tekst ons, anders gebeuren er ongelukken. 'Regels,' leest Hamza aarzelend hardop voor. Regels is in het blauw gedrukt, één van de kernwoorden die ze in deze les moeten leren. Ga er maar aanstaan om uit te leggen wat een regel is. Eén van de eerste vragen na de inleiding, of ze de verkeersregels kennen, weten ze niet te beantwoorden, ze hebben geen idee wat er gevraagd wordt. Ab lacht en kijkt me loensend aan, daar kan hij niks aan doen, want hij kijkt nu eenmaal zo van zichzelf, daar heeft deze lesstof niet veel mee van doen, Hamza blijft serieus over het boek gebogen naar de vraag kijken. Ik weet niet wat voor een verkeersregels ze in hun land van herkomst hebben, maar ik durf er heel wat onder te verwedden dat ze de Nederlandse verkeersregels niet kennen. Voor die kennis koop ik niet veel, want zíj moeten zeggen of ze de regels al dan niet kennen. Als ze met een enigszins acceptabele zin op die vraag hadden geantwoord,  bevestigend of ontkennend, dat maakt niet uit, dan had me dat misschien ontslagen van de verplichting om regels te moeten uitleggen, maar er is geen ontkomen aan. Ik wijs op een plaatje met een vrouw op de fiets. 'Fiets,' zegt Hamza, 'ik fietsen.'
'Jij fietst?' vraag ik. Hij knikt beamend. 'Jíj,' en ik tik met mijn vinger tegen zijn borst, 'fietst? Jíj fietst?'
'Ja,' zegt hij. Oké denk ik en trek twee verticale, evenwijdige strepen in mijn schrift.
'Weg,' zeg ik, 'dit is een weg.' Het zou nog een hele poos duren voordat ze de finesses van de boodschap 'Dit hier is géén pijp' onder de zeer realistisch geschilderde pijp van Rene Magritte zouden begrijpen. Metafysische misverstanden liggen nu nog niet op de loer, dus ik kan gerust zeggen: 'Dit is een weg.' Ze knikken instemmend, ze begrijpen wat ik bedoel.
'Fiets jij hier?' vraag ik aan Hamza, die me de slimste van de twee lijkt, en ik teken een pijl aan de rechterkant van de weg (ik hoop dat ze begrijpen dat de punt van de pijl de rijrichting aangeeft), of hier, en nu teken ik de pijl aan de linkerkant van de weg.
'Hier,' zegt hij gedecideerd en hij wijst op de rechterpijl. Hoezee, hij begrijpt me. Snel krabbel ik de linkerpijl door. 'Rechts, je moet rechts rijden, hier,' en ik wijs nog een keer op de rechterpijl. 'Dat is nou een regel, rechts rijden. Anders gebeuren er ongelukken.' Ongelukken, nog zo'n woord in het blauw.
'Onkelukken,' probeert Hamza me na te zeggen.
'Ja, als je je niet aan de regels houdt' (ik kan er niks aan doen, maar ook dat staat in het blauw gedrukt: houden aan), 'dan gebeuren er ongelukken.'
'Regels, regels,' mompelt hij. Ab lacht een beetje voor zich uit. 'Regels, regels.' Hamza proeft het woord regels, hij probeert te bedenken wat dat in hemelsnaam zijn, regels.
'We gaan even verder,' zeg ik, in de hoop dat er verderop in het boek voorbeelden komen waardoor op een gegeven moment over die regels het kwartje gaat vallen. Ze knikken geestdriftig, we laten de regels even de regels.           
Om mezelf op te peppen, permitteer ik me een woordgrapje binnen het thema van het hoofdstuk: 'We gaan door,' zeg ik zachtjes, meer voor mezelf dan voor Ab en Hamza , 'we liggen goed op koers.'
'Koers?' vraagt Hamza. Zo! Dat woord pikt hij er toch maar mooi tussenuit, aan zijn oren mankeert hij niks.
'Uh, tsja, koers , dat is een soort weg,' en ik wijs op mijn getekende weg, een gebrekkige vergelijking, waar ik direct spijt van heb, die alleen op het spreekwoordelijke niveau van 'goed op weg zijn' enigszins hout snijdt. Hamza krijgt rimpels in zijn voorhoofd. 'Op koers liggen, dan onkelukken krijgen,' concludeert hij met een onverwachte volzin na diep nadenken. Ab en ik glimlachen nu allebei dezelfde onzekere lach.
'Ja, als je op de weg gaat liggen, dan krijg je ongelukken,' beaam ik.
Met een beetje goede wil kunnen we dit misschien ook wel een verkeersregel noemen.